Voor haar werk op gebied van genderverschillen in farmacotherapie
De Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (VNVA) heeft de Corrie Hermann Prijs dit jaar toegekend aan Dr. Loes Visser, apotheker en epidemioloog. Ze kreeg de prijs voor haar onderzoek naar sekseverschillen in medicijngebruik en voor haar inspanningen om die verschillen meer bekendheid te geven. De NVNA reikte de prijs uit tijdens het symposium ‘Farmacotherapie M/V: soms is onderscheid nodig’ dat ze op 30 maart ter ere van de prijswinnares organiseerde in de Utrechtse Gertrudiskapel.
Bevlogen en onvermoeibaar
De prijswinnares studeerde in1992 cum laude af als farmaceut aan de RU Groningen en in 2003 als klinisch epidemioloog aan de Erasmus Universiteit. Ze werkt momenteel in het HagaZiekenhuis als ziekenhuisapotheker en opleider. Ook is ze lid van het stafbestuur. Dr. Loes Visser strijdt al jaren onvermoeibaar voor meer aandacht voor sekseverschillen in medicijngebruik; over hoe effecten en bijwerkingen voor mannen en vrouwen sterk kunnen verschillen. Ze brengt deze vernieuwende inzichten zo breed mogelijk onder de aandacht, ver buiten haar eigen ziekenhuis en vakgebied.
Vrouwelijke artsen die het verschil maken
De VNVA reikt de prijs sinds 1992 uit aan vrouwelijke artsen die de realisering van de doelstellingen van de vereniging dichterbij brengen. Die doelstellingen zijn: versterking van de positie van vrouwelijke artsen in het medische vakgebied, bestrijding van discriminatie op grond van geslacht (met name binnen de gezondheidszorg) en stimulering van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van vrouwen en gezondheidszorg. De prijs is vernoemd naar de vrouw die van 1975 tot 1981 voorzitter was van de VNVA. Corrie Hermann heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de ontwikkeling van de doelstellingen van de vereniging.
Eerste niet-arts
Loes Visser vindt het een enorme eer om de prijs te krijgen: ‘Als ik zie welke grote namen de prijs de afgelopen jaren hebben gekregen, had ik mezelf niet in dat rijtje bedacht. Ik vind het vooral erg leuk om de eerste niet-arts te zijn die deze prijs krijgt; dat geeft meteen aan dat de VNVA oog voor diversiteit heeft. Ik denk dat deze vereniging nog wel een rol kan spelen om de kansen van vrouwelijke patiënten binnen de gezondheidszorg te vergroten. Versterking van de positie van vrouwelijke artsen is in deze tijd naar mijn mening nauwelijks nog nodig.’
Meer aandacht nodig
Langzaamaan groeit het bewustzijn dat de behandeling van mannen en vrouwen verschillend kan uitpakken. Loes Visser: ‘Maar we weten nog onvoldoende wat de oorzaken zijn. Er worden inmiddels voldoende vrouwen geïncludeerd in de klinische trials, maar er moet nóg meer aandacht komen voor effectiviteitsanalyses en de veiligheid van geneesmiddelen per geslacht. En als er géén verschil is, wil ik dat als apotheker ook graag kunnen lezen in de productinformatie. Het College ter Beoordeling van geneesmiddelen maakt hier inmiddels werk van. Maar ook subsidiegevers en redacteuren van medische tijdschriften zouden dit vaker en beter onder de aandacht moeten brengen.’
Belangrijke data
Voor nader onderzoek naar de sekseverschillen, zijn data over gebruik en uitkomsten van behandelingen met geneesmiddelen volgens Loes Visser van levensbelang. ‘We brengen nu bijvoorbeeld met behulp van Pharmo-data systematisch in kaart bij welke geneesmiddelen er sekseverschillen bestaan in bijwerking-gerelateerde ziekenhuisopnames. Bij die geneesmiddelen gaan we vervolgens de diepte in, op zoek naar de oorzaak van het sekseverschil. Het ultieme doel is om geslachtspecifieke farmacotherapeutische richtlijnen op te stellen, gebaseerd op de pathogenese om de incidentie van geslachtspecifieke bijwerkingen te minimaliseren.’
Verschillend gezondheidsgedrag
Kan Loes Visser deze verschillen tussen mannen en vrouwen verklaren? ‘Niet voor elk geneesmiddel zijn er relevante verschillen en per geneesmiddel kan een verschillende uitkomst een andere oorzaak hebben,’ licht Loes Visser toe. ‘Soms worden vrouwen relatief overgedoseerd vanwege hun gemiddeld lagere lichaamsgewicht, soms wordt een geneesmiddeleffect versterkt door oestrogenen. Daarnaast gebruiken vrouwen meer geneesmiddelen en hebben daardoor kans op meer interacties en bijwerkingen. Maar ik denk dat er nog een belangrijke factor is die niet onderschat moet worden: een verschil in gezondheidsgedrag. Vrouwen zijn misschien meer therapietrouw en gaan eerder naar de huisarts met een bijwerking. Allemaal zaken die we de komende jaren zullen onderzoeken.’